Selecteer een pagina

Verdienmodellen in de melkveehouderij

6 mei 2025 | Harvest

Reflectie op panelgesprek bij ZUIVEL NL

6 mei Alphen aan den Rijn, Nederland

Welke toekomst is er voor melkveehouders in Nederland? Wat is de bepalende factor voor een goed verdienmodel? Kan je maar beter extensiever worden, en wat zijn dan de implicaties? En moet je als boer ook rekening houden met wat er in Brussel op de agenda staat de komende maanden? En hoe zit dat met de impact van de geopolitiek op het verdienmodel van de individuele boer? 

Setting

Oege Jacob Brouwer van Zuivel NL had een bijzonder interessant programma uitgewerkt waarin diverse perspectieven aan bod kwamen. Gastsprekers waren ing Alfons Beldman (WUR), Hans De Bie (Directeur Bedrijfsadvies aaff), dr.ir. Roel Jongeneel (WUR) en ikzelf. Moderator was Jan Arie Koorevaar, die naast een excellente moderator zelf boer is.   

Analyse van kosten en opbrengsten

Hans De Bie dook in de cijfers van melkveehouders, met een analyse van kosten en opbrengsten. Waar zitten de belangrijkste kosten en opbrengsten, en hoe staat het met de 25% best presterende bedrijven? Het zal niemand verbazen dat die 25% best presterende bedrijven meer grond in eigendom hebben en dus minder pachtkosten hebben. Wel opvallend is dat de betere bedrijven doorgaans een lagere melkopbrengst per koe noteren. Mestafzet kost het gemiddeld bedrijf zo’n 17.000€ per jaar, een kost die enorm gestegen is. De lijst met boeiende bevindingen is nog een heel stuk langer. Wie daar meer over wil weten, moet Hans maar zelf contacteren.

Hans liet ook een aantal scenario’s los op zijn dataset: grond aankopen of pachten, meer koeien houden, of net minder koeien. Het zijn interessante pistes. Opvallend is dat een gemiddeld bedrijf er economisch beter van wordt om 10 koeien minder te houden. De liquiditeitsmarge stijgt dan van 1.1 naar 1.9. Nog beter wordt het gemiddeld bedrijf als men 10 koeien extra houdt. Dan stijgt de liquiditeitsmarge naar 2.8.

Verdienmodellen en duurzaamheid

Alfons Beldman zoemde in op verdienmodellen en verduurzaming in de melkveehouderij. Hij toonde met zijn verhaal dat er bijzonder grote verschillen zijn tussen de resultatenrekeningen van melkveebedrijven. Gemiddeld genomen is de omvang van de veestapel per bedrijf in de afgelopen 20 jaar verdubbeld. Het inkomen bleef daarbij relatief stabiel, maar daar kwam de laatste jaren verandering in. Het inkomen steeg significant. Daar zijn meerdere oorzaken voor aan te brengen, maar de stijging van de melkprijs is toch de belangrijkste. Ook de prijs van grond passeert de revu. Dure grondprijzen maakt dat extensiveren meestal resulteert in extra kosten en leidt tot een lager inkomen. Minder dieren resulteert in minder opbrengsten, en zeker met de huidige hoge melkprijs dus ook tot een negatief economisch resultaat. Met andere woorden, voor de meeste melkveehouders is schaalvergroting de basis voor het op peil houden van het inkomen. Dan stelt zich natuurlijk de vraag wie vandaag nog de vergunningen, middelen en goesting heeft om ook effectief te gaan uitbreiden. Bovendien blijven boeren te vaak hangen bij de vraag of een investering haalbaar is, en vergeet men ook de rentabiliteit onder de loep te nemen. Wat heb je eraan zwaar te investeren als je er op het einde van de rit geen euro aan overhoudt? 

Scenario’s

Roel Jongeneel introduceerde ons nadien vier scenario’s, waarbij het referentiescenario (de baseline) staat voor business as usual. De vier scenario’s zien er als volgt uit. (1) Zwak leiderschap met een generieke korting van de fosfaatrechten en dus van de melkveestapel, omdat noch de politiek noch de sector kans ziet om uit de huidige impasse te komen en de rechter dan uiteindelijk tot actie zal gaan dwingen. In dit scenario krijgen we een verdeelde sector gekenmerkt door wantrouwen en weerstand. (2) Stimulering natuurinclusief/ecosysteemdiensten vanuit een sterke, groene overheid. (3) Doelsturing in combinatie met carbon farming. (4) Verplicht duurzaam inkopen/bijmengen.

Scenario’s dienen daarbij vooral om de discussie op gang te brengen. En dat doel dienden ze ook in dit mondige gezelschap. Geen van de scenario’s werd echt positief onthaald. Het Deens model doorrekenen voor Nederland kreeg wel wat steun. Er rees ook een pleidooi voor ondernemerschap. Laat de boer zelf kiezen wat bij hem of haar past. En ook over het zwakke leiderschap van de huidige beleidsmakers was er eensgezindheid. 

Het brede plaatje

Kan je als Vlaamse landbouweconoom, die (laat me dat maar bekennen) nooit een koe gemolken heeft, nog wel wat bijbrengen aan een zaal vol Nederlandse melkvee-experten? Het is een vraag die ik me in de voorbereiding van deze bijeenkomst zeker stelde. Cijfers op bedrijfsniveau zijn zonder meer interessant voer voor een discussie over verdienmodellen. Als sector (of sectororganisatie) moet je echter verder kijken, oog hebben voor de kwetsbaarheden in het systeem en werken aan veerkracht. Wil je die reflectie goed doen, dan moet je van het erf komen en de blik verruimen.

Het warm water uitvinden hoeft niet. Er zijn heel wat data en analyses beschikbaar op nationaal, Europees en globaal niveau. Die data tonen inderdaad dat de melkveehouders in de Lage Landen bijzonder efficiënt zijn, als we efficiëntie bijvoorbeeld uitdrukken in de productie van melk per koe. Maar cijfers tonen ook hoe afhankelijk (lees kwetsbaar) de sector is. Zonder massale input van veevoeders lukt het niet. En ook de melkprijs wordt niet in de Lage Landen bepaald, wel op de wereldmarkt. Ook dat is een kwetsbaarheid, en vraagt een reflectie op de prijszetting voor melk. En het lijstje is nog heel wat langer.

Het gaat er dus zeker niet alleen om meer middelen aan te trekken voor de sector. Daarmee help je bedrijven misschien op korte en middellange termijn, maar riskeer je op lange termijn helemaal de mist in te gaan. Recente geopolitieke spanningen tonen bovendien dat die lange termijn soms zelfs wordt ingehaald, door wereldleiders die onbezonnen en zonder veel moraal megalomane dromen najagen kan de markt soms onverwacht hard dooreen geschud worden.

What’s next?

Hoe moet het dan verder, en wie is aan zet? Ik denk dat sectororganisaties best geplaatst zijn om met hun achterban deze discussie te voeren. Gemakkelijk is dat niet, want het vereist dat je je eigen directe belangen daarbij even aan de kant zet. Het gaat niet om jouw, klein of groot, extensief of intensief, biologisch of conventioneel, bedrijf. Het gaat om waar je met de sector naartoe wilt, en hoe je zorgt dat jonge mensen morgen ruimte krijgen om een gezond bedrijf uit te bouwen. 

De Witte Gravin – een unieke locatie

Het event ging door op een gepaste locatie, boerderij De Witte Gravin. Vanuit de vergaderzaal keken we recht de stallen in. De gastvrouw zorgde voor spijs en drank. En hadden we wat extra tijd ingecalculeerd, dan hadden we deze boeiende namiddag kunnen afsluiten met wat koe knuffelen. Het zou stress reduceren en bijdragen aan groepsdynamiek. Misschien toch eens het proberen waard.