
In het voorjaar schreef ik me in voor de marathon van Eindhoven. Niet omdat die marathon zo ontzettend mooi is (ik liep hem eerder al), wel omdat daar het Belgisch Kampioenschap Marathon plaatsvindt. Dat zou ik graag eens meelopen. Alleen al het idee om op mijn 47ste nog te mogen deelnemen aan een Belgische Kampioenschap Marathon vervult me met dankbaarheid.. en adrenaline.
Marathons lopen is voor mij geen bevlieging. Ik wil goed voorbereid aan de start komen. Geen zottigheden. Afgelopen 12 weken volgde ik nauwgezet het advies van Marc op. Het is van onschatbare waarde om als atleet iemand achter je te hebben staan die richting geeft, afremt als je te snel gaat en aanmoedigt om je grenzen te verleggen. Het waren zware weken, veel kilometers. Ik liep de afgelopen 3 maanden meer dan 850km, dat is als lopen van thuis tot in Praag. Ik trainde vijf keer per week. Vaak goed omringd, met één intervaltraining per week, op de piste van het ZATEAM. De club voelt aan als een warme ‘loopfamilie’, waarbij de piste dan voor living doorgaat.. Dat gevoel is nog zoveel sterker als je traint met een doel.
De voorbereiding was beter dan vorig jaar, toen ik de marathon van Berlijn liep. Toen had ik af te rekenen met kleine ‘pijntjes’, een paar tegenslaande trainingen, en daarmee gepaard gaand wat onzekerheid. Daar had ik dit jaar allemaal geen last van. Je leert uit het verleden. Je weet hoe hoog de lat mag liggen.
Op de trein naar Eindhoven neem ik het parcours nog eens grondig door. Echt ‘mooi’ is die marathon niet; Eindhoven is geen pareltje (zoals Berlijn of Valencia). Er zijn bovendien stukken waarop slechts weinig supporters zullen staan. Dat is nu eenmaal zo. Daar ben ik op voorbereid.
Ik werk zaterdagnamiddag twee dikke pannenkoeken naar binnen, drink mijn carboload leeg en zet me ’s avonds in mijn hotelkamer (tevergeefs) achter een bord pasta. Om 20.15 doe ik het licht uit. Een stevige nachtrust kan geen kwaad.
Om 8.30 passeer ik eerst bij het Belgisch Huis. Ik ben hier alleen, maar langeafstandslopers zijn een ‘sociale soort’. Ik zet me bij een groepje lopers uit Kasterlee. We hebben er allemaal 12 weken intensief trainen opzitten, dat schept een enorme band. Ik voel me meteen ‘geadopteerd’ door deze sympathieke bende. We joggen samen naar de start.
Ik had een plan. 4:30 min/km lopen tot halverwege en dan versnellen als het allemaal goed gaat. Als alles mee zit, loop ik dan sneller dan in Berlijn. Een strategie hebben voor een marathon is verstandig, je daar ook aan houden is niet altijd evident met een lijf vol adrenaline. Ik ging (veel) te snel van start. Elke 5 km een gel, en geen enkele drankpost overslaan. Dat ging goed. Ik passeer de halve marathonvlag op 1:33:49. Ik kan ook van veel aanmoediging genieten. Ik denk dat ik dat aan mijn ouders te danken heb. ‘Tessa’ is een naam die blijkbaar heel vlot in de mond ligt, en aardig kan nagalmen. (voor de niet-marathoners, je voornaam staat in blokletters op je wedstrijdnummer).
Maar vanaf km 27 werd het toch zwaar.. de wind kwam pal op kop te staan, en heel veel beschutting was er niet. De blaadjes waaiden hard mijn kant op, dan weet je genoeg. Het groepje voor me liep te snel om aan te sluiten. Vanaf km 35 was het doorbijten. ‘Je hebt hier verdomme keihard voor getraind’ spreek ik mezelf moed in. Ik loop anderen voorbij en word voorbij gelopen. De laatste kilometers ziet iedereen af. Een atleet met een BK nummer roept me toe ‘Goe bezig meiske’, wanneer ik hem voorbij loop.. zo op drie kilometer van de finish doet zo’n aanmoediging veel deugd.
Twee kilometer voor het einde kijk ik op mijn horloge. Een PR is haalbaar. Maar ik zie ook een man op de grond liggen. Zo ver wil ik niet gaan. Ik loop voort, we zie wel, al voel ik dat er van een elegante loopstijl weinig overschiet.
In 3.12.05 haal ik de finish. 9 luttele seconden ‘trager’ dan Berlijn. Mogelijks had een paar carbon schoenen of een haas me een PR opgeleverd. Maar dat is niet mijn doel. Ik wil gewoon mezelf af en toe eens stevig uitdagen, ‘geen genoegen nemen met drab’, zoals Bart Moeyaert het beschrijft in zijn gedicht ‘Het wonder van de goede koffie’.. Ik heb mezelf een kopje wonderbaarlijk straffe koffie geschonken in Eindhoven.
En dan wandel ik door naar het Belgisch Huis, gelegen op geen honderd meter van de finish. Het vraagt een laatste streepje wilskracht om niet meteen neer te gaan zitten na de finish. Maar uit ervaring weet ik dat die 10 minuten beweging na de finish bepalend zijn voor je herstel. Ga je zitten, dan is de kans groot dat je de week nadien de trap met moeite op of af kan stappen. Het is bovendien koud en winderig buiten, ook niet zo ideaal voor het herstel. In het Belgisch Huis is het lekker warm.
Om drie uur is het tijd voor de medailles, zowel voor het Belgisch als het Vlaams Kampioenschap. Het is bijzonder mooi om alle Belgische atleten hier samen te zien. Bij de vrouwen liep een atlete 2u27, bij de mannen tikte de snelste af op 2u10. Knap ! Al heb ik niet minder respect voor de oudere atleten, een vrouw van 70 en een man van 70, beiden met een enorme glimlach op het podium, beiden in een tijd van onder de 4u. Chapeau. Ontroerend zelfs.
Het is in spanning afwachten of ik zelf het podium op mag. Ik hoop het, maar zeker ben ik pas als de voorzitter van de Vlaamse Atletiekvereniging, en tevens covoorzitter van de Belgische atletiekvereniging, mijn naam afroept. Tweede plaats – zowel voor het Belgisch als het Vlaams Kampioenschap. Oh ja, ik ben daar echt zo content mee. Op dat podium mogen staan. Die ceremonie en de medailles.
‘Vindt ge dat nu echt plezant?’ vraagt Geert op de weg naar huis. ‘Nee, tuurlijk is dat niet plezant. Maar ik word er wel gelukkig van.’
Bij de schoonouders staat de kaas en wijn klaar. Opa wordt vandaag 76 jaar. Hij is trots op de prestatie van zijn schoondochter, en telt af tot april 2025, waar hij als één van de oudste Belgen zal deelnemen aan het EK Halve Marathon.